Auteur: Kelly Van de Wouwe
Betty
en Barney Hill maakten in de jaren zestig het UFO-ontvoeringsfenomeen
bij het grote publiek bekend. Het was echter een andere Betty, Betty
Andreasson Luca, die het fenomeen in meer diepgang zou tonen. Reeds
in 1979 verscheen er van UFO-onderzoeker Raymond Fowler een boek dat
volledig gewijd was aan de UFO-ontvoeringen van Betty Andreasson. Het
zou pas enkele jaren later zijn dat Budd Hopkins zijn boek publiceerde
over “missing time”, waarbij hij bij een aantal mensen had
vastgesteld dat zij “ontbrekende tijd” hadden, periodes
waar zij zich niets van konden herinneren, periodes waarin zij beschreven
hoe zij ontvoerd werden door buitenaardse wezens.
Net zoals bij Hopkins meende Fowler dat de ontvoeringen van Andreasson
vrij “eenvoudig” waren.
In 1975 schreef ze een brief naar Allen Hynek, waarin zij vertelde dat
zij zich recent een “ervaring” had herinnerd, met “UFO
inzittenden”, een ontmoeting die in 1967 gebeurde. De ervaring
vond plaats in de vroege avond van 25 januari 1967, toen Betty’s
toenmalige echtgenoot James in het hospitaal herstelde van een auto-ongeval.
Haar ouders waren bij haar ingetrokken om bij te springen bij de dagelijkse
sleur en de opvoeding van zeven kinderen, van drie tot elf jaar oud.
Om 18.35 uur was het huis in een mist gehuld en flikkerden de lichten.
Buiten was er stilte en de kinderen liepen angstig naar hun moeder.
Een roodachtig licht scheen door het venster. Haar vader zag door het
venster wezens. Hij herinnerde zich tien jaar later hoe zij eigenaardige
sprongen maakten en hoe ze stopten toen zij bemerkten dat hij hen had
gezien. De eerste van de groep keek hem aan en hij voelde zich vreemd.
Meer kon hij zich niet herinneren. Ook Betty herinnerde zich niets meer.
Zij had de kinderen in de woonkamer gebracht, maar zij herinnerde zich
verder niets meer. Het enige wat zij zich herinnerde was toen ze de
volgende ochtend in bed wakker werd. Alles leek in orde, hoewel ze voelde
alsof er iets vreemds gebeurd was. Vanaf dat moment zou ze zich flitsen
herinneren van mensachtige wezens en een ervaring alsof ze in een andere
wereld was.
Onder hypnose, in 1977, herinnerde zij zich dat iedereen in de familie
als versteend bleef staan, behalve zij. Vijf mensachtige wezens kwamen
plots het huis binnen; zij gingen dwars door een gesloten voordeur heen.
Ze waren zo’n 1,20 meter hoog, hadden grijze, grote ogen, te grote
hoofden voor hun lichaam en openingen voor hun neus en oren. Hun mond
was zeer smal, hun geschoende handen telden drie vingers en op de linkerschouder
van hun pak was een embleem aanwezig dat leek op een vogel met uitgespreide
vleugels. Ondanks hun vreemde voorkomen, waren ze vriendelijk en spraken
ze Betty met haar naam aan. De leider stelde zich voor als “Quazgaa”.
Vervolgens werd ze medisch onderzocht en teruggebracht.
Later zou blijken dat dit niet de eerste UFO-ontvoering was die Andreasson
was ondergaan. Betty’s eerste UFO-ontvoering gebeurde toen zij
zeven jaar oud was, in 1944. Een klein voorwerp kwam op haar af en bevestigde
zich aan haar hoofd, tussen haar ogen. Via telepathie ontstond er toen
een gesprek tussen haar en de buitenaardse wezens. Vervolgens bleef
het “rustig” tot ze twaalf jaar oud was, toen eenzelfde
communicatie plaatsvond. Een jaar later werd ze voor het eerst “werkelijk”
ontvoerd en meegenomen naar een ondergronds “museum van tijd”,
waarbij er personen uit alle tijden in glazen kasten opgesteld stonden.
Vervolgens werd ze onderworpen aan allerlei testen, onder andere een
test waarbij ze zich herinnerde hoe een oog uit haar oogkast verwijderd
werd.
Andreasson werd vervolgens nog enkele malen uit haar vertrouwde omgeving
ontvoerd door vreemde wezens en onderwierpen haar aan allerlei onderzoeken,
blijkbaar van medische aard. Fowler bleef zijn “patiënt”
echter volgen. Andreasson is niet echt een “patiënt”
volgens Fowler. Na enkele mentale onderzoeken concludeerde Fowler dat
Andreasson mentaal gezond was. Net zoals zo vele andere vermeende UFO-ontvoerden
is zij een “normaal persoon” die met bijzonder vreemde verklaringen
voor de dag komt. Op geregelde tijdstippen berichtte Fowler via boeken
en artikelen in tijdschriften over de voortgang van zijn onderzoek.
Het was immers duidelijk dat de voorvallen van Andreasson bijzonder
complex waren. Ook Andreasson zelf was gedreven om het antwoord te vinden,
een drijfveer die bij bepaalde UFO-ontvoerden niet aanwezig is; “wat
niet weet, wat niet deert” is vaak hun motief.
Wat begon als blijkbaar een aantal “eenvoudige” ontvoeringen
door kleine wezentjes, groeide over twintig jaar onderzoek uit tot een
complexe materie. Andreasson had echter een groot voordeel: zij is een
begunstigde tekenares, zodat zij haar herinneringen gemakkelijk duidelijk
kan maken aan andere personen. Zo was het meteen vrij snel duidelijk
dat zij niet door de ondertussen best bekende “kleine grijze wezens”
ontvoerd werd, hoewel haar ontvoerders er sterk op leken. Naast deze
wezens waren er echter ook andere, de “Ouderen”, die in
gewaden gekleed gingen.
De
grote ommekeer kwam er met het boek “The Watchers”. Bij
aanvang van de negentiger jaren herinnerde Andreasson zich een aantal
UFO-ontvoeringen die het tot dan vastgestelde patroon schenen te doorbreken.
Andreasson was steeds diepgelovig christelijk geweest. Steeds had ze
haar ontvoeringen dan ook binnen een christelijke leer geïnterpreteerd.
De nieuwste herinneringen dwongen haar echter om een aantal bijzonder
brede interpretaties te maken om deze toch in haar verhaal te laten
passen.
Andreasson herinnerde zich een wat een blijkbaar typische ontvoering
was, behalve dat ze begreep dat ze niet fysiek ontvoerd werd, maar “spiritueel”.
Haar lichaam bleef in de kamer achter, maar haar geest, ziel of wat
dan ook, werd door de wezens meegenomen.
Dat
er een spirituele kant zat aan UFO-ontvoeringen, werd in 1994 door Harvard
professor John Mack neergeschreven in zijn boek “Abduction”.
Maar bij Andreasson was dit spirituele, meta-physische aspect bijzonder
uitgesproken. Zo herinnerde ze zich hoe na de “oogoperatie”
op dertienjarige leeftijd de wezens haar begeleidden naar een deur.
Zij stelden dat zij niet verder konden gaan, maar Andreasson kon dat
echter wel en ontmoette “De Ene”, haar omschrijving voor
wat best omschreven kan worden als “God”. God was een bijzonder
aangenaam licht dat zij verder onmogelijk kon beschrijven of tekenen.
“De Ene” verbleef in een kamer vol licht en vol “onvoorwaardelijke
liefde”.
Later zou zij zich nog een andere ontmoeting met “De Ene”
herinneren.
Licht
bleek heel belangrijk te zijn bij en tijdens haar ontvoeringen. Zo moest
zij op het schip vaak instructies uitvoeren op een scherm. Het onderwerp
van de “cursus” was steeds licht, of een aspect daarvan,
zoals tijd. Andreasson herinnerde zich ook ontvoeringen waarin zij veranderde
in een lichtbol en bepaalde “spelen” uitvoerde op het schip.
Eén van de “spelletjes” bleek, zo achterhaalde Fowler,
een ritueel te zijn dat wel eens uit het Oude Egypte afkomstig kon zijn.
Andreasson wist helemaal niets af van die rituelen, wat het geheel alleen
maar opmerkelijker maakte.
In “The Watchers” werd meteen ook duidelijk wat de ontvoerders
hier kwamen doen, althans: naar eigen zeggen. Zij vertelden Andreasson
dat zij “de Bewakers” waren. Zij waakten over de Aarde en
de mens. Al hun ingrepen kaderen in dit grote plan, namelijk om de mens
te begeleiden en hem eventueel te beschermen tegen zijn eigen stommiteiten.
Daarnaast hadden ze ook nog andere mededelingen: “menselijke tijd”
was voor ons gelokaliseerd. Zij hadden een andere houding tegenover
tijd; zij ervaarden dat niet zoals wij dat deden. De mens bestond bovendien
uit meer dan louter vlees en bloed. Het ware “thuis” van
de mens was waar “De Ene” woonde. Dit werd in 1977 en 1978
onderstreept toen de “Bewakers” onder andere het einde van
haar eerste huwelijk aankondigden, alsook de dood van twee van haar
kinderen bij een ongeval.
Ten slotte deelden ze ook mede dat zij naar de Aarde zouden komen en
dat de mensheid hun zou vrezen, hoewel daar geen reden toe was. De reden
van hun komst is dat de mensheid langzaam steriel wordt en niet langer
in staat zal zijn zich voort te planten. Daarom zijn zij bezig met de
ontwikkeling van een nieuw wezen. Zij “bewaken” de menselijke
vorm, zodat het zaad van de mensheid niet verloren zal gaan. De “Bewakers”
werken in opdracht van “De Ouderen” die onder andere het
de mens mogelijk kunnen maken om de toekomst te leren kennen. De “Ouderen”
observeren onze persoonlijke en menselijke evolutie constant en grijpen
af en toe in. De “Ouderen” waren de ambassadeurs van “De
Ene”, de almachtige en alomtegenwoordige.
Andreasson
was echter niet de enige in haar familie die zich UFO-ontvoeringen herinnerde.
Ook haar tweede echtgenoot, Bob Luca, herinnerde zich ontvoeringen.
Hij meende twee keer ontvoerd te zijn, de eerste keer in de zomer van
1944, toen hij nauwelijks vijf jaar oud was. Hij zat op een schommel
toen er een schotel op hem afkwam. Daar kwamen twee wezens uit die via
telepathie met hem communiceerden. Zijn tweede ontvoering vond plaats
toen hij 29 jaar oud was, toen hij op het strand reed en twee schotels
op hem afkwamen. Een voorwerp liet een klein schotelvormig object neerdalen
naar zijn auto. Onder hypnose vertelde hij een typisch UFO-ontvoeringsscenario.
Op 41-jarige leeftijd, in 1978, werd aan hem medegedeeld dat Betty en
een aantal andere UFO-ontvoerden in lichtwezens veranderd werden om
te evolueren in een “andere dimensie”. Hij kon echter in
die training niet deelnemen aangezien hij spiritueel niet ver genoeg
ontwikkeld was. Hij was echter wel gekozen als echtgenoot van Betty
omdat hij “wijs in deze wereld” was en hij kon dienen als
haar “beschermer”. Ook aan hem werd verteld dat het menselijke
lichaam een schelp was voor een “lichtwezen” dat niet stierf.
Dat deel van ons evolueerde in verschillende stappen; ons verblijf hier
op Aarde is een stap in een lange reeks van leerprocessen.
Ook
haar kinderen herinnerden zich ontvoeringen, zowel tijdens hun jeugd
als op latere leeftijd. Naast de UFO-ontvoeringen herinnerden zij zich
echter ook vrij veel “psychische voorvallen”.
Tijdens zijn onderzoek werd het Fowler duidelijk dat ook hij een UFO-ontvoerde
was. Net zoals Fowler bleek dit een familie aangelegenheid te zijn.
Zowel zijn moeder als vader herinnerden zich vreemde gebeurtenissen.
Zowel Raymond Fowler als zijn broer hadden boven hun enkel een zogenaamde
“scoop mark”, een klein litteken op de huid. UFO-ontvoerden
herinneren zich vaak medische ingrepen. Wanneer men vervolgens de plekken
controleert waar deze ingrepen werden uitgevoerd, ziet men vaak “scoop
marks”, kleine littekens. De UFO-ontvoerde of zijn familie herinnert
zich dat zij die wonden “bewust” (bijvoorbeeld als gevolg
van een klein ongeval) opgelopen hadden.
De
grote vraag die vele onderzoekers zich stellen is hoe zij over Andreasson
moeten denken. Het is duidelijk dat wat zij vertelt kadert in een christelijke
geloofsleer. De “bewakers” zijn gemakkelijk te identificeren
met de bijbelse engelen. Toch is het zo dat Andreasson haar getuigenissen
zelden kleurt. Zij spreekt nooit zelf over “engelen”.
Zou zij het allemaal verzonnen kunnen hebben om aandacht te krijgen?
Alle mensen die haar ontmoeten, zonder uitzondering, vinden haar de
meest zachte en meest vriendelijke vrouw die zij kennen. “Het
is alsof,” zo karakteriseerde haar iemand, “zij alle lessen
over liefde en vriendschap die we als kinderen kregen, verwerkt heeft
en hen toepast op volwassenen.” Er is geen enkel bewijs dat zij
dit verzonnen zou hebben. En, zoals gezegd, is zij ook mentaal gezond.
Zoals de Amerikaanse UFO-onderzoeker Jerome Clark het stelde: “als
Betty het niet verzonnen heeft, dan is er geen eenvoudige oplossing
voor deze gebeurtenissen.”
Terwijl Andreasson veel boeken las over UFO’s sinds haar ontvoering
in 1967, is het zo dat datgene wat zij meemaakte toen nog niet in boeken
vermeld stond. Dus van beïnvloeding kan er niet onmiddellijk sprake
zijn, tenzij ze natuurlijk over een grote verbeeldingskracht zou beschikken
waarbij ze bepaalde zaken uit die boeken verder zou “beleven”
in haar denkwereld en die ideeën vervolgens voor waar zou aanzien.
Maar, zoals gezegd, dat is niet conform de mening van de psychiaters
die haar onderzocht hebben.
Wat echter het meest moeilijke is voor de onderzoekers is dat het bij
Andreasson helemaal niet duidelijk is dat deze wezens “buitenaards”
zijn. De meeste UFO-onderzoekers menen immers dat UFO-ontvoerders buitenaardse
wezens zijn. Omdat dit bij Andreasson helemaal niet het geval lijkt
te zijn, of het probleem op zijn minst veel complexer is dan de meeste
UFO-onderzoekers menen, trachten zij de Andreasson-ontvoeringen naast
zich neer te leggen. Het is echter wel zo dat onderzoekers met een breder
onderzoeksveld, zoals John Mack, die meent dat UFO-ontvoeringen wel
een realiteit zijn maar niet noodzakelijk het werk is van buitenaardse
wezens, wel een denkkader bieden voor de ontvoeringen en andere vreemde
gebeurtenissen van Andreasson.
Volgens Fowler zijn UFO-ontvoeringen “meta-fenomenen”. “Bijna
doodservaringen, ontvoeringen en andere fenomenen zijn mogelijk een
onderdeel van iets veel complexer dan datgene wat wij oorspronkelijk
meenden. Als we een fenomeen isoleren van de overige dan is het mogelijk
dat wij niet langer de ware omvang van het fenomeen zien. Het is bovendien
duidelijk dat de mens, of “een ander bewustzijn”, een belangrijke
rol speelt in al deze fenomenen.”
Het is dan meteen ook duidelijk dat de Andreasson-ontvoeringen zowat
de moeilijk te overbruggen kloof vormt tussen diegenen die menen dat
het hier gaat om “fysieke buitenaardse wezens” en die welke
open staan voor ruimere mogelijkheden.
ONTVOERINGEN